Hoe zit het met jouw ademhaling?

Iedereen die gestrest is ademt te snel. Een snelle ademhaling is een fysieke reactie op stress. Als je stil zit op een stoel, is een ademhaling van 6-10 keer per minuut voldoende. Eén ademhaling loopt van het begin van je inademing tot het eind van je uitademing. Als je te snel ademhaalt, zit je ademhaling hoog, op de borst. Een goede ademhaling is diep en rustig en komt uit je buik.

Door onderstaande oefeningen te doen kun je erachter komen of je op het moment dat je dit leest sneller ademt dan nodig is. Als je merkt dat goed ademhalen iets met je doet dan heb je al iets bereikt, je bent je ervan bewust! Daar begint alles mee.  Als je door de oefening wel goed ademhaalt, weet je zeker dat je ademhaling daarvoor niet goed was. Merk je geen verschil tussen je eigen ademhaling en de ademhaling zoals hieronder beschreven, dan adem je op dit moment dus waarschijnlijk goed, zonder dat je erbij nadenkt.

OEFENING 1 
Ga zitten op een stoel met beide benen op de grond.

Herhaal de aanwijzing 8 keer.
Adem in, niet te diep;
verleng nu je uitademing.

Als de oefening moeilijk gaat en je hebt het idee dat je te weinig zuurstof krijgt, laat dan in het begin van je uitademing wat minder lucht ontsnappen. Dit kan eenvoudig door te doen alsof je een ballon opblaast. Of door je mond te tuiten en met wat meer kracht uit te ademen, zodat in het begin van de uitademing minder lucht ontsnapt. Onthoud goed dat het belangrijk is om langer uit te ademen dan in te ademen. Dat geldt voor iedereen, altijd.

Herhaal de aanwijzing 8 keer.
Adem in, niet te diep;
maak een tuitje van je mond en verleng je uitademing.

Begin je te gapen? Krijg je kriebels aan je neus? Word je duizelig? Ga je zuchten? Ontspant dit? Of krijg je het juist benauwd? Word je slaperig? Krijg je tintelingen in je arm? Voel je hoofdpijn opkomen?
Dan ademde je vóór de oefening sneller dan nodig. Dat kan een momentopname zijn, maar hoe dan ook duidt het op een ingeslepen patroon, dat al veel langer bestaat. Hoe meer je reageert op bovenstaande oefening, hoe waarschijnlijker het is dat je veel vaker te snel ademt.
Let erop dat je niet te diep inademt, maar wel helemaal tot in je buik. Niet te diep betekent dat je niet overdreven veel lucht naar binnen hapt. Zittend op een stoel heb je niet veel zuurstof nodig, als je de zuurstof maar efficiënt gebruikt. Dus adem rustig in, maar zorg dat je voelt dat je doorademt in je buik. Dit kun je controleren door één hand op je buik te laten rusten en je andere hand op je borstkas te leggen. Je ademt goed als de hand op je buik net zo beweegt als de hand op je borstkas.

OEFENING 2

1. Ga gemakkelijk zitten met een rechte rug
2. Laat je wijs- en middelvinger op je voorhoofd rusten
3. Sluit je rechter neusgat af met je duim
4. Adem in door je linkerneusgat, langzaam en geruisloos
5. Sluit je linkerneusgat met je ringvinger en haal tegelijkertijd je duim weg van je rechter neusgat
6. Adem uit door je rechter neusgat, zo langzaam en geruisloos mogelijk
7. Adem in door je rechter neusgat
8. Sluit je rechter neusgat af met je duim en open je linker neusgat
9. Adem uit door je linker neusgat
10. Adem in door je linker neusgat
11. Herhaal deze reeks 5 keer
12. In de loop van de dagen voer je de herhalingen op van 5 keer tot 10 à 25 keer